Return to site

Man valt vrouwen én mannen lastig tijdens boekenbeurs!

bekentenissen van een schrijver #2

Ik was de eerste dag van de boekenbeurs nog maar net aangekomen op de stand van Witsand uitgevers om te signeren, of hij stond er al: een goedlachse kerel die met mijn boek stond te zwaaien. Ik haaste me spoorslags naar mijn signeertafel. “Hoe heet je”, vroeg ik hem om een gepaste opdracht te kunnen formuleren. Wat er toen gebeurde, bracht me totaal uit balans.

Bruno

“Ik ben Bruno”, zei hij glunderend. En voor ik iets anders kon vragen, zei hij: “Ik heb u vanochtend bezig gezien op ATV (de regionale tv van Antwerpen) en ik dacht meteen: dat boek wil ik lezen! Dat ziet er een interessante mens uit!” Van alle dingen die ik wel eens over mezelf denk, is “interessante mens” wel het aller, aller, allerlaatste. Dus stamelde ik om de aandacht af te leiden: “Euh, lees je graag thrillers.” Hij keek me aan met pretoogjes: “Nee! Maar het schijnt dat er in deze wel wat te lachen valt. Dus dan wil ik het wel eens proberen.” Eindelijk vind ik mijn adem terug, terwijl ik een gepaste opdracht verzin. Ik vertel Bruno over de politieman die me ooit zei: “Als je niet meer kan lachen met een onderzoek, dan is het tijd om van job te veranderen.” Terwijl ik hem het boek overhandig, geef ik hem nog mee: “Bedankt Bruno! Je was mijn eerste vandaag! Je hebt me ontmaagd voor deze boekenbeurs. Was het voor jou even prettig als voor mij.” Hij schiet in de lach en geeft me een hand. “Laat me weten wat je ervan vond”, zeg ik hem, “je kan me mailen via mijn website.” Hij belooft het te doen.

Je hebt me ontmaagd voor deze beurs. Was het voor jou even prettig als voor mij?

De Misanthroop

Uitgever Dirk komt me een glas water brengen. En ineens daalt er een besef in bij mij: eigenlijk ben ik hier iets aan het doen waar ik al heel mijn leven bang van ben. Ik ben, hoe zal ik het zeggen, grootgebracht door 2 misanthropen van de bovenste plank. Mijn moeder was altijd bang van wat mensen zouden denken of zeggen en mijn vader was bang van mensen tout court. Nochtans verlangden ze beiden, zeker mijn vader, naar contact met de buitenwereld. Maar omdat zij niets begrepen van het grote hoofdstuk “liefde en relaties” in het boek van elke mens, zochten ze dikwijls beschutting achter hun zonen om contact met de buitenwereld te krijgen. Met dat besef, valt er ineens een last van mijn schouders. Plotseling weet ik dat ik hier niet ineengedoken achter mijn tafel hoef te zitten met de schrik om het hart dat iemand mij zal aanspreken. Nee, integendeel: ik wil niks liever dan daar zitten en met de mensen babbelen.

Van de weeromstuit begin ik voorbijgangers aan te spreken. Ik spreek een wedstrijdje met mezelf af: mensen zo snel mogelijk doen glimlachen. Tegen een meneer die met strenge blik de stapels op mijn tafel inspecteert in het voorbijslenteren, zeg ik: “Oei meneer, wat kijkt u streng? Bent u van één of andere inspectiedienst?” Hij kijkt verrast op en zegt: “Sorry, ik was in gedachten verzonken.” Waarop ik dan weer: “En waaraan dacht u dan?” Hij kijkt een beetje treurig rond en zegt: “Dat ik geen tijd heb om boeken te lezen.” Je vraagt je af waarom die man dan naar de boekenbeurs komt? Ik ook, dus ik vroeg het hem. En toen zei hij: “Ja, dat weet ik eigenlijk ook niet. Maar anders zit ik ook maar alleen thuis, dus…”

broken image

Martine

Zo is de hele middag gevuld met instant ontmoetingen vol kleine en grote verhalen. Tegen het einde van mijn signeersessie staat er een vrouw een beetje te slenteren rond de stapel van mijn nieuwste boek, achter me. Ik draai me om en spreek haar aan, maar ze hoort me niet. “Misschien is ze doof”, denk ik en ik besluit haar met rust te laten. Dan komt haar vriendin naast mijn signeertafel staan. “U hebt toch op Schoten Deuzeld gewoond.” Ik knik van ja: de pamperfoto van mijn website-ID is daar genomen. “Allez, Martine, kom eens hier”, roept ze nu naar de andere vrouw. “Ze durft u niet aanspreken.” Martine komt een beetje rood aangelopen naast haar vriendin staan en ze zegt: “Ik woonde ook op Schoten Deuzeld, wij hebben samen in de kleuterklas gezeten bij de zusters!” Ik schiet in de lach, want er komen ineens allerlei beelden uit die tijd in mijn hoofd op. En inderdaad: zij staat er ook op. Een beetje op de achtergrond. Wat verlegen, zoals nu. “Wij waren altijd de grootsten van de klas, weet je dat nog. Daarom moesten wij met de plechtige communie samen in de kerk vanalles doen.” Alles waar ik de hele middag aan had zitten denken over hoe ik tijdens mijn jeugd langzaam maar zeker in een kist was gekropen die ikzelf gebouwd had, kwam nu glashelder tevoorschijn dankzij deze getuige, Martine Van Berlo.

 

Terwijl ik haar boek signeer, vertelt ze me kort over haar leven. Ze heeft haar eigen kist getimmerd, stel ik vast. Maar ze is overduidelijk een verstandige en getalenteerde vrouw geworden. Bij wijze van afscheid zeg ik: “Begrijp de nostalgie niet verkeerd. Vroeger was niet alles beter hoor.” Ze glimlacht. Wedstrijdje gewonnen!

 

Ik ben nu al benieuwd wie er woensdag op mij af komt.